Het verhaal begint als Absolutus, een jonge centurio met een legioen aankomt in kamp Babaorum om de huidige bezetting af te lossen. Meteen laat de nieuwe bevelhebber het duidelijk uitschijnen het de Galliërs flink lastig te willen maken, wat de oude bevelhebber, Zoïssetus, hem ten stelligste (vergeefs) afraadt. Asterix neemt de aflossing in ogenschouw en holt, roepend dat het fantastisch is, terug naar het dorp. Om ontwijkend te reageren als Obelix vraagt wat er zo fantastisch is. Niet alleen Asterix maar ook de andere dorpelingen beginnen een zelfde gedrag te vertonen (zelfs Kostunrix reageert met 'hehe' als Hoefnix toegeeft dat het in ieder geval niet de vis is die 'kersvers' is), waarbij hij, niet zinnens er zich nog wat van aan te trekken, op een overdreven wijze eender reageert. Kort daarop verdwijnt Asterix wederom, om de Romeinen uit te dagen hem achterna te komen. Wanneer Asterix dit komt vertellen wil Obelix meteen in actie schieten, wat hij mag doen, want het dorp viert Obelix' verjaardag door hem te trakteren op een contingent "kersverse" Romeinen.
Wanner Caesar te horen krijgt hoe één man (Obelix) zijn troepen zo te kijk weet te zetten, wil hij er onmiddellijk actie tegen ondernemen. Zijn senatoren overwegen de troepen te sturen (kan niet want de grenzen zouden onbewaakt te blijven), dan een commissie samen te stellen (wat ze willen bespreken bij een etentje, tot ergernis van Caesar), tot een jonge Romeinse aristocraat, Caius Adolescentus, het idee oppert om de Galliërs te overwinnen door ze door het kapitalisme te laten verleiden, zodat ze niet meer aan vechten zullen denken. Caesar ziet hier wel wat in en geeft hem onbeperkt krediet. Als Adolescentus bij kamp Babaorum arriveert likt het legioen haar wonden, en het degenereert tijdens het album steeds verder: de mannen scheren zich niet meer en worden steeds ongedisciplineerder.
Adolescentus komt Obelix in het bos tegen en besluit zijn menhir te kopen, en hij Obelix aanmoedigt nog meer menhirs aan te kunnen schaffen : eerst alleen van Obelix en later van iedereen in het dorp die ze kan aanleveren (wanneer Asterix hen, in een poging Obelix tot reden te brengen, aanmoedigt zich ook in de menhir-business te werpen). Met het geld kopen de bewoners protserige kleren en huren jagers in (aangezien ze zelf geen tijd meer hebben om op everzwijnen te jagen). Uiteindelijk loopt iedereen er belachelijk bij en is iedereen stinkend rijk. Obelix vindt hier al snel niets meer aan en wil weer jagen en plezier maken met Asterix.
In Rome probeert Adolescentus inmiddels de menhirs te verkopen als statussymbolen. Aanvankelijk lukt dit en er komt een menhirrage. Dit is echter niet naar de zin van de Romeinse menhirhouwers, die een prijzenslag uitlokken. Uiteindelijk beginnen ook Grieken, Egyptenaren en andere volken menhirs te maken en de prijs van menhirs daalt. De piraten raken hun schip kwijt doordat alle schepen die ze enteren met menhirs zijn geladen die te zwaar zijn voor hun schip. De markt voor menhirs raakt verzadigd en de Romeinen weten niet meer wat ze ermee aanmoeten, dat ze zelfs niet meer gratis willen.
Ten slotte dreigt een financiële crisis in Rome en Caesar eist dat Adolescentus stopt met menhirs kopen, anders laat hij hem voor de leeuwen werpen, want 'zelfs Brutus dacht zijn kans schoon te zien'. De Galliërs reageren verbaasd en vervolgens woedend op het nieuws dat de Romeinen geen menhirs meer kopen, en zijn na een flinke onderlinge knokpartij weer de oude. Ten slotte vallen ze gezamenlijk het Romeinse kamp Babaorum aan en maken het met de grond gelijk (en kijkt Obelix toe). De strijd eindigt met de centurio en Adolescentus op de grond, bont en blauw geslagen, en een geërgerde centurio vraagt of Adolescentus 'het begrepen heeft'.
Asterix vraagt na afloop wat de bewoners nu met hun geld kunnen. Panoramix antwoordt dat de sestertius gedevalueerd is, en dat hun geld niets meer waard is. Het verhaal eindigt zoals gebruikelijk met een feestmaal.