In het vorige avontuur (Het sprekende testament) is Lambik erg rijk geworden, hij besteedt zijn tijd door geld op straat uit te delen en wordt zelfs in de krant genoemd. Hij heeft het afgebrande huis van tante Sidonia laten herbouwen en woont hier samen met Jerom bij in. De weldoener is thuis nog even dwars als altijd, en nu ook nog eens een onuitstaanbare ijdele kwast geworden doordat hij zichzelf belangrijk vindt omdat hij geld uitdeelt. Het blijkt zelfs dat het niet zijn doel is om de armen te helpen, maar om zelf in de spotlight te staan door zijn gulle giften. Tante Sidonia zegt hem flink de waarheid en Jerom besluit om als schipper te gaan werken, omdat hij er genoeg van heeft om op kosten van Lambik te moeten leven. Lambik koopt hierop een schip om zijn goede werken in den vreemde te vervolgen. Hij neemt Jerom in dienst als eerste stuurman en wil geld uitdelen aan de armen in Afrika, maar zijn vrienden voelen dat dit nooit goed af kan lopen en ze gaan mee als verstekelingen.
Als de vrienden zich willen verstoppen in een kist in de haven, redden Suske en Wiske een dronken zeeman uit het water met hulp van Lambiks talisman van Sholofly.[1] De zeeman geeft hun als dank een kruik met vernis die wondere krachten zou bezitten. Hij heeft dit ooit gekregen van een fakir, maar de vrienden geloven zijn verhaal niet. Suske en Wiske vergeten de talisman terug te vragen en tante Sidonia zegt dat dit niet geeft, want Lambik was toch niet gelukkiger met het ding.
Lambik gedraagt zich op het schip opnieuw onuitstaanbaar en hij laat Jerom het schip in de vernis zetten. Suske maakt een houten pop die lijkt op Lambik om de tijd te doden. Dan begint het op het schip ineens te spoken. De verstekelingen worden gevonden en Lambik verdenkt hen achter de vreemde gebeurtenissen te zitten. Uiteindelijk blijkt dat er een stoel tot leven is gekomen, en in opstand (Ontwaakt, bezetenen der aarde!) komt. Jerom schakelt de stoel uit, maar de bemanning neemt in paniek de benen; de vrienden zullen het schip verder zelf moeten besturen. Maar het begint te stormen en door Lambiks eigenwijsheid loopt het schip op een rots. De stemming blijft om te snijden. De vrienden verlaten het schip, waarbij Lambik koppig achterblijft en hun geen eten meegeeft. Ze vinden een onbewoond tropisch eiland, waarop het Robinson Crusoë spelen wel wil lukken, met hulp van Jerom, die de visvangst helpt door de hele plas leeg te drinken, en een boom niet omhakt maar doorknaagt (Heb dat geleerd uit film over bevers. Alle dagen tanden poetsen. Zal nu snel gedaan zijn.).
Op het schip blijft het intussen spoken en Lambik ontmoet zijn houten dubbelganger, die eerst denkt dat hij zelf ook Lambik is, maar zich dan maar Limbak laat noemen. Limbak vertelt dat hij een pop was, maar tot leven is gekomen. Limbak mag aan boord blijven, als hij maar niet zo eigenwijs zal zijn als de vrienden van Lambik. Al snel botsen de karakters van Lambik en Limbak echter en als de dubbelganger ook nog eten geeft aan tante Sidonia, schopt Lambik hem van boord. Bij een poging het schip weg te laten varen blaast Lambik het hele schip op; gelukkig kan hij, zittend op de drijvende Limbak, de kust bereiken. Hierdoor komt Lambik tot inkeer en hij biedt zijn excuses aan. De vrienden kiezen Jerom als leider en bouwen paalwoningen, maar ze worden aangevallen door een geheimzinnige vijand. Jerom gaat op onderzoek in het schip en neemt een kalmeringsmiddel als hij door een kier gluurt, maar na enige tijd is hij nog altijd niet teruggekeerd op het eiland. Suske en Wiske zoeken Jerom en inmiddels komt op het schip een heel piratenschip tot leven. Het wordt nu duidelijk dat de vernis de oorzaak is, en die lekte over de tinnen soldaatjes van Lambik heen. Het piratenschip groeit in de resten van de Kibmal en Suske en Wiske kunnen de slapende en vastgebonden Jerom nog redden voordat het schip zinkt. Een oorlog volgt, waarbij Lambiks allerbeste ik tevoorschijn komt; maar Limbak wordt geraakt, verliest het leven en wordt weer een pop. Bovendien dreigen de piraten met een ramp voor de mensheid, door een kist te vernietigen, waarin de Goede Wil verborgen zit.
Lambik verdedigt de vesting en Suske en Wiske gaan naar het schip en stelen wapens van de piraten. Lambik vliegt door een ontploffing over het eiland en Suske en Wiske zien de rovers een grot binnen gaan. Ze horen dat de goede wil van de mensen in de kist is opgeborgen. De kinderen kunnen de rovers verslaan en gaan er met de kist vandoor. Lambik kan het piratenschip opblazen door een list, maar Suske en Wiske worden dan door de rovers gevangengenomen. Kapitein Bloedworst wil de kist in een afgrond gooien, maar Lambik kan hem verslaan. Jerom wordt eindelijk weer wakker. Hij had in plaats van een kalmeringsmiddel een slaapmiddel genomen toen hij de zeerovers voor het eerst zag verschijnen. Jerom verslaat de rovers. De zeerovers worden verslagen en veranderen weer in kleine tinnen soldaatjes. De kist valt door een onhandigheid van Lambik toch nog in de afgrond en spat op de grond uit elkaar, waarna er helemaal niets in blijkt te zitten. Jerom legt uit dat goede wil niet in een kist kan worden opgeborgen, maar in de harten van de mensen te vinden is. De rovers wilden enkel gewichtig doen omdat ze geen mensen zijn en daarom veinsden ze de diefstal van de goede wil. De vrienden worden door een schip opgepikt en naar huis gebracht. De houten pop Limbak wordt meegenomen en kan nog dienstdoen in een poppenkast.