Lambik en Jerom gaan naar de kermis waar Lambik een zeehond redt van een boze kermisbaas. Bij tante Sidonia wordt Zozef verzorgd, en om middernacht blijkt hij te kunnen spreken. Hij heeft het over een zwarte spiegel in een woonwagen en het jaar negentienhonderd. Lambik vindt de spiegel, maar als hij er tegen wil trappen is zijn been verdwenen. Thuisgekomen verschijnt bij de zeehond fee Stellamare, zij brengt de zielen van overleden zeehonden met haar boot naar het witte eiland. Daar verandert hun pels in goud, en ze gaan daarna naar het paradijs.
In het verleden redde Stellamare Sill de strandjutter die de zeehonden in goud zag veranderen. Sill is door de poort gesprongen, waarna de poort naar het paradijs verdwenen is. De poort naar het paradijs blijkt een zwarte spiegel te zijn en Sill wil de gouden zeehonden. Doordat de spiegel is verdwenen, kunnen de gouden zeehonden niet naar het paradijs oversteken.
De vrienden gaan naar de kermis, de kermisman blijkt Sill te zijn, en Sill verdwijnt opnieuw met de spiegel. Met de teletijdmachine gaan de vrienden naar het Friesland van het jaar 1900, ten tijde van Robert en Bertrand (1). Bij de veldwachter krijgt Lambik zijn been terug en hij gaat met Jerom op zoek naar de spiegel. Met een polsstok bereiken Jerom en Lambik een café waar de kastelein hen aanraadt naar de Waddeneilanden te gaan.
Suske en Wiske vertrekken ook samen, ze volgen Guus en Knar en vinden daardoor een geheime deur in een grasheuvel. Het is het schuilhol van pelsjagers en ze horen dat meneer Iks komt om pelsen te kopen. Suske kan nog iets op de grond schrijven als hij samen met Wiske in een kist wordt meegenomen. Lambik en Jerom vinden de heer Iks, die is neergeschoten door de pelsjagers, en zien de boodschap op de grond. Meneer Iks is snel verdwenen en ze overnachten in een herberg. Suske en Wiske worden op een boot over de Waddenzee vervoerd, Lambik en Jerom volgen in een roeiboot.
Vermomd als zeehond weet Lambik een pelsjager te lokken en hij gaat met Jerom naar een huisje. Ze bevrijden Suske en Wiske en vinden de zwarte spiegel. Sill, Guus en Knar worden vastgebonden en Stellamare komt aan met haar boot. De vrienden vertrekken, maar dan duikt er een zeemonster op. Jerom redt Suske en Lambik en verslaat het zeemonster, het is meneer Iks. Nadat hij spijt heeft getoond wordt meneer Iks door Stellamare veranderd in een jongetje van zeven jaar. Hij kan zijn leven overdoen en de gouden zeehondjes kunnen weer oversteken naar het paradijs.