Suske en Wiske kopen een bordspel waarmee ze geesten kunnen oproepen. In de winkel waarschuwt Tinneke hen voor veel stenen, honden en een groot gevaar. Ook professor Barabas komt langs en de zes vrienden beginnen aan het spel. Als tante Sidonia als medium zegt dat ze de overgrootvader van een geleerde is, raakt professor Barabas in paniek. Lambik kan niet ophouden met lachen, maar vliegt met stoel en al uit het huis. Professor Barabas bekent dat hij bij het uitzoeken van zijn stamboom heeft uitgevonden dat zijn overgrootvader een schurk was.
Lambik vliegt met de stoel naar Boom in het jaar 1900 en ontmoet een armoedige bevolking. Hij is getuige als uit kruiken langs de weg honden tevoorschijn komen die gendarmes aanvallen. Hij verslaat de honden en ziet dan een kist vol goud. Een geheimzinnige man wil dat Lambik de kist bij hem thuis bezorgt, en biedt hem daar geld voor aan. Maar een woedende menigte beschuldigt Lambik van de overval en hij wordt gearresteerd. Professor Barabas brengt de vrienden met de teletijdmachine naar het verleden ze betrekken daar een steenbakkerswoning. Suske en Wiske worden afdragers, Jerom wordt kleisteker en Sidonia gaat met een viskar op pad.
Tante Sidonia hoort dat de bevolking geen vis van haar mag kopen, ze mogen hun geld alleen uitgeven in winkels van de steenbakkersbazen. De goederen zijn daar erg duur, en vaak al bedorven. Tante Sidonia besluit haar vis gratis weg te geven en ze komt later langs de begrafenis van een overleden kind. Als Suske en Wiske hun lunch opeten denken hun collega’s dat ze spionnen van de bazen zijn. Tijdens een ruzie breekt Rinus zijn neus en Suske en Wiske brengen hem later thuis. Ze beloven zijn vrouw dat het gezin kan eten, door hun eigen loon te geven.
Jerom komt in opstand tegen het gedrag van de baas in de put, maar als zijn collega’s een aanslag op de man plegen wordt dat voorkomen door Jerom. De woedende werknemers gaan naar de gendarme en nemen Lambik mee. Suske, Wiske en Rinus zien zelf hoe de honden een geldtransport overvallen. Ze gaan op weg om Lambik te redden voordat hij van de tolbrug in de Rupel wordt gegooid.
De vrienden vermommen zich als gendarmen en laten zich overvallen door de honden. Suske en Wiske worden in een kist naar het Hellegat gebracht, waar de honden door een man terug in de oven worden gestuurd. De man heet Barabas en hield zich altijd al bezig met het bovennatuurlijke. Door de bevolking gemeden, verlaten door zijn vrouw en kinderen en ontslagen wil hij nu wraak nemen. Hij maakt de hellegathonden van klei in de ovens.
Barabas heeft zijn schuilplaats onder de klampoven en maakt nieuwe honden. Jerom verslaat de hellegathonden en Barabas krijgt spijt. Als hij van het dak richting de oven valt, flitst professor Barabas de vrienden terug. Hij kon niet aanzien wat er ging gebeuren. Wiske besluit dat professor Barabas moet weten wat er met zijn overgrootvader is gebeurd, en ze “spelen” opnieuw met het bord. Ze gaan naar het vervallen Hellegat en ontmoeten daar de geest van Barabas.
Barabas vertelt dat hij het occulte heeft afgezworen nadat hij aan zijn cape bleef hangen tijdens zijn val in de klamoven. Hij heeft mooie beelden gemaakt en is als oud man in vrede gestorven. Hij laat het landschap zien met de blauwwitte wolken {1}, de mooie streek. Maar helaas is de Rupel vervuild door de jarenlange steenbakkerij. De armoede is echter verdwenen en er zijn moderne steenovens. Maar de geest van Barabas waarschuwt ook: men wil hier een enorme afvalstort maken, met zelfs afval van over de grenzen.