Tante Sidonia bezoekt met Lambik een gewelddadige film in de Cinema en ’s nachts hoort ze een geheimzinnige stem uit de telefoon. Suske en Wiske denken dat tante heeft gedroomd, maar de telefoonrekening bewijst dat er toch echt vaak gebeld wordt. Als een kantoorchef van de kindertelefoon langskomt vertelt deze dat Schanulleke vaak radeloos naar de lijn belt en graag een broertje wil. De vrouw vertrekt boos als tante Sidonia haar niet gelooft. Lambik wordt gebeld door een antiquair van wie hij het schilderij van een Bretoense visser heeft gekocht. De antiquair vertelt dat het schilderij betoverd is, Lambik vertelt dat hij het cadeau heeft gegeven aan tante Sidonia en hij gaat naar haar huis. Daar blijkt dat Schanulleke inderdaad leeft, ze vertelt dat de Bretoense visser uit zijn lijst kroop en haar tot leven bracht. Hij vertelde het popje dat hij betoverd is als straf voor een drama op zee, eenmaal per jaar komt hij tot levend en hij zal niet rusten voordat hij een goede daad heeft gedaan. Schanulleke voelt zich eenzaam en wil een vriendje, tante Sidonia belooft een pop te maken. De volgende ochtend is het popje af, maar Schanulleke is niet tevreden omdat hij niet leeft.
Jerom komt langs en de vrienden besluiten professor Barabas te bellen om hem om hulp te vragen. Op weg naar de professor botsen de vrienden op een auto die wordt achtervolgd door politieagenten, maar de crimineel kan ontsnappen. Als professor Barabas het schilderij ondervraagt blijkt dat Lambik door het auto-ongeluk last heeft van plotseling slaapwandelen en hij verdraait spreekwoorden. De vrienden krijgen aanwijzingen over het geheim om poppen tot leven te wekken, maar dan blijkt dat Jatter alles heeft gehoord en de crimineel kan opnieuw ontsnappen. De vrienden vertrekken onmiddellijk naar Honfleur, zodat Jatter niet als eerste het geheim zal kunnen ontrafelen. In Honfleur heeft Lucine van de kaartenwinkel een kaart van een eiland voor de kust van Bretagne in bezit met het geheim om poppen levend te maken. In Honfleur aangekomen gaan de vrienden op zoek naar de kaartenwinkel van Lucine, maar tante Sidonia hoort van een schilder dat de vrouw al jaren dood is. De schilder vertelt ook dat de kaartenwinkel werd afgebroken en op het terrein werd de radartoren aan de haven gebouwd, eerder vroeg een andere man er al naar. Jerom gaat lekker uit eten om kracht te verzamelen en hij tilt de radartoren op zodat de vrienden de kelder kunnen onderzoeken.
Jatter blijkt al in de kelder te zijn en hij houdt de vrienden onder schot, maar door Schanulleke kan de crimineel verslagen worden. Suske vindt de kaart en de vrienden vertrekken naar Arzur, een eiland voor de kust van Bretagne. De vrienden passeren Mont Saint-Michel en als Jerom eten koopt blijkt Lambik alweer in een gevaarlijke situatie te zijn belandt door zijn acute slaapwandelen. Jerom brengt Lambik opnieuw naar een dokter en hij wordt ter observatie opgenomen. Tante Sidonia wil een boot kopen om naar het eiland Arzur te varen, maar een lokale visser vertelt dat het eiland niet bestaat. Een legende vertelt dat koning Arthur er met zijn ridders van de Ronde Tafel verbleef, maar niemand heeft het eiland ooit gezien. Om Wiske en Schanulleke niet teleur te stellen koopt tante Sidonia toch de boot en de vrienden gaan op zoek naar het eiland. In een mistbank wordt de boot vernield en de vrienden bereiken op brokstukken de kust van een eiland. Op het eiland zien de vrienden hoe twee Noormannen vliegende feeën willen aanvallen, ze komen de feeën te hulp en verjagen de Noormannen.
Het feetje laat zien dat de geschiedenis van het eiland Arzur in de rotsen werd uitgehakt door Bretoense beeldhouwers. Koning Arthur kwam met zijn ridders van de Ronde Tafel en vestigde zich op het eiland, de tovenaar Merlijn was zijn raadsman. Gwinevere, de koningin, was verdrietig omdat ze geen kinderen had en zij maakte de hele dag poppen. Koning Arthur liet zijn schatten in een dolmen verbergen, want hij moest met Gwinevere en zijn ridders naar Engeland om oorlog te voeren. De poppen van Gwinevere werden door Merlijn tot leven gewekt om de schat te bewaken en de toverstaf van Merlijn staat boven op een enorme menhir bij de zee. De vrienden worden voorgesteld aan de andere feetjes die bij de feeënpoel in kleine dolmens wonen en ze mogen overnachten in een oude vissershut. Schanulleke wil niet langer wachten en besluit 's nachts zelf met haar broertje naar de toverstaf te gaan. Als de bliksem inslaat valt Schanulleke met de toverstaf naar beneden, ze kan nog net door Suske worden gered. De toverstaf is echter in de zee gevallen en een feetje vertelt dat er een vissersdorp ligt. Toen er een springvloed dreigde weigerden de bewoners het dorp te verlaten en ze verdwenen met hun huizen in de zee. De bewoners kunnen onder water ademen door rode kapmantels die ze van een fee hebben gekregen, de feetjes hebben één kapmantel opgevist.
Suske besluit met de kapmantel op zoek te gaan naar de toverstaf en de feetjes waarschuwen nog dat een zeestier het verzonken dorp bewaakt. In het verzonken dorp vraagt Suske de bewoners of ze de toverstaf van Merlijn hebben gezien en hij wordt naar de molen gestuurd. Suske vindt de toverstaf en kan aan de wilde zeestier ontkomen. De feetjes zijn blij dat de toverstaf terug is en beloven bij volle maan het broertje van Schanulleke tot leven te wekken. Het popje wordt Yannig genoemd en wordt voorgesteld aan alle vrienden. Dan hoort tante Sidonia een geluid en gaat samen met Triphine op onderzoek bij het Verboden Hunebed. Ze zien hoe verkenners van de Noormannen de grot van Merlijn en de ruïne van de vesting van koning Arthur vinden. Tante Sidonia verslaat de verkenners en gaat terug naar haar vrienden. Ze ontdekt dat Wiske erg jaloers is op de aandacht die het nieuwe vriendje van Schanulleke krijgt. Yannig redt Schanulleke van de aanval van een meeuw en de twee poppetjes gaan samen wandelen, waarna Wiske woedend wordt. Een tijdje later komt Schanulleke verdrietig terug bij Wiske, samen gaan ze naar Yannig die hen vertelt dat hij verliefd is op Triphine en met het feetje wil trouwen.
Tante Sidonia gaat alleen terug naar het Verboden Hunebed en kan door gebruik van vuur en water een steen verbrijzelen. In het hunebed ontmoet ze Merlijn en ze drinken samen een pint malvezijn. Merlijn vertelt dat hij genoeg had van het toveren en daarom trok hij zich terug in het hunebed. Als Merlijn het verhaal van tante Sidonia heeft gehoord vertelt hij dat bij de drie menhirs een boot verborgen is en hij vertrekt naar een andere schuilplaats, waar hij weer in alle rust kan leven. Suske ontdekt dat de Noormannen de boot stukslaan en waarschuwt zijn vrienden. De feetjes raken in paniek; juist nu slaat de klok, die eenmaal per jaar slaat, en de poort van de schatkamer zal zich dan openen. De enige manier om de Noormannen te verslaan is ze te bekogelen met glazen bollen en als ze hierdoor geraakt worden zullen ze veranderen in steen. Met doedelzakken schieten de vrienden de glazen bollen op het aanstormende leger en beschermen de ruïne en de grot.
Enkele Noormannen kunnen de grot toch betreden en ontdekken een grot met goud en een grot met edelstenen. De mannen gaan ook naar de derde grot, waar parels liggen, maar de klok slaat voor de derde maal en de mannen worden in de grot opgesloten en veranderen ook in rotsblokken. Als de vrienden in het nauw gedreven worden arriveren Lambik (die inmiddels weer hersteld is) en Jerom, en met hun hulp kunnen de Noormannen worden verslagen. Schanulleke springt voor Wiske als deze bijna wordt geraakt door een pijl en het popje sluit weer vriendschap met Yannig en Triphine. De vrienden blijven nog even op het eiland om bij het huwelijk mee te maken en vertrekken dan stilletjes. Tante Sidonia vertelt dat ze nog veel meer popjes zoals Yannig heeft gemaakt en deze heeft ze ook op het eiland achtergelaten. De feetjes kunnen deze poppen ook tot leven wekken en zo zullen er nog vele huwelijken volgen. Wiske ontdekt op de boot dat Schanulleke niet meer leeft en is blij dat ze haar popje weer kan vertroetelen.